433 Magazine gaat ook het seizoen 2014-2015 op zoek naar spelers die én hun sporen hebben verdiend op het voetbalveld én die ‘iets’ hebben met Haarlemmermeer. Voor het novembernummer is het Rob Witschge. Hij woont in Hoofddorp en is nog 24/7 betrokken bij het voetbal. Als speler, als vader van een speler en als partner in Players United. Een gesprek met hem over zwaarder straffen, techniek en plezier.
De afspraak is bij 433 op kantoor en alhoewel Rob een druk bezet mens is, gaat hij er eens goed voor zitten. De antwoorden leveren een beeld op van een oud-international die nog steeds voetbal leeft. En van een voetballiefhebber die geen echte voorkeur heeft voor een voetbalstijl zoals het energievolle Engels, het degelijke Duits, het frivole Spaans, het bekeken Italiaans of het tactische Nederlands.
Leuk om naar te kijken
‘Elk stijl heeft wel iets. Heb je het over het Engels voetbal dan geniet ik vooral van de beleving. Het is op dit moment ook de grootste competitie in de wereld. Het Italiaans vind ik minder aantrekkelijk. Dat is toch meer spelen om niet te verliezen. Een 0-0 is daar ook al goed. Het Duitse voetbal? Als je nu ziet hoe Bayern München speelt in de Champions League, daar kan ik dan wel warm van worden. Daar zit alles is. Altijd gaan, techniek, snelheid. Het Spaanse voetbal – het lijkt wel of alle spelers daar techniek hebben. Leuk om naar te kijken. Een voetbalstijl die mij wel aanspreekt.’
En tot slot het Nederlands voetbal. Daar heeft hij wel meer mee, maar dat komt vooral doordat hij veel spelers kent. Niet door het spel zelf. ‘Het soort voetbal dat nu gespeeld wordt, is misschien niet het meest spraakmakende. Maar tactisch is het wel goed verzorgd.’ (Ter aanvulling: het interview is ten tijde van de kwalificatieronde die niet echt lekker loopt)
Wat hij echter wel mist zijn andere voetbalkwaliteiten als goede mentaliteit en de manier waarop de duels aangegaan worden. ‘Dat doen de Engelsen en Duitsers toch anders. Volgens mij is dat vooral een mentaliteitskwestie’, is zijn conclusie.
Jonge spelers worden verwend
‘Wanneer je kijkt naar de huidige spelersopleidingen durf ik wel te stellen dat spelers al op jonge leeftijd verwend worden. Ze worden met busjes opgehaald en in veel zaken in de watten gelegd. Ik weet niet of daar de juiste mentaliteit word gekweekt. Maar heel eerlijk doe ik daar zelf ook aan mee als ouder, omdat mijn kinderen ook overal naar toe worden/werden gebracht. Wat overigens niet wil zeggen dat de spelers er niets voor over hebben, want ze zijn meer op de club dan dat ze thuis zijn.’ Maar hij deelt ook een andere kritiek. Namelijk dat voetballers vroeger veel meer zelf moesten nadenken, terwijl er nu voor ze gedacht wordt.
‘Voetballertjes van nu moeten al vanaf de F-jeugd in een bepaald stramien lopen. Waar is dan je eigen inbreng gebleven? Je creativiteit, je vooruit denken?’ Coaches die langs de lijn lopen en roepen wat spelers (vooral niet!) moeten doen. Hij moet er niet aan denken om in zo’n soort voorgekauwd voetbal te moeten acteren.
‘Wij voetbalden op straat en we moesten zelf een oplossing bedenken. Zo ontwikkel je een gevoel voor positie kiezen. Weet je’, hij leunt iets naar voren op zijn stoel, ‘wie nu pingelt wordt meteen terecht gewezen. Maar ik zeg juist: geef ze de ruimte. Ontwikkel je creativiteit. Leer vanuit je zelf denken, leer ook van je fouten. Dat levert een ander soort voetballer op. Eentje die met plezier speelt en eentje die sneller inspeelt op wisselende omstandigheden. Een speler die net dat stapje naar voren doet om beter aanspeelbaar te zijn.’ Als voorbeelden noemt hij Robben en Sneijder. ‘(Een) heerlijke creatieve, spontane voetballers . Toch?’
Nu hij toch ‘toen’ met ‘nu’ vergelijkt – is daar qua techniek iets veranderd? Hij vindt van niet. ‘Techniek blijft altijd een noodzakelijk onderdeel van het voetbal. Vooral functionele techniek. Daar bedoel ik mee aanname van de bal, ligt ie meteen klaar om verder te spelen of neem je hem aan naar de vrije ruimte. Tegenwoordig hebben veel spelers de bal onder hun voet maar dan heb je handeling meer nodig om de bal te spelen. Maar als je verschillen zoekt, dan moet je vooral kijken naar de snelheid van handelen. Doordat ploegen tegenwoordig heel compact spelen is er minder ruimte dan vroeger en moet je sneller handelen. Dus moet je nog beter weten wat er om je heen gebeurt. Ook fysiek wordt er meer van je gevraagd. In mijn tijd liep je 10-11 km. Nu 12-14 km en soms meer. Moest je vroeger als buitenspeler 10x de achterlijn halen middels een individuele actie is het nu vaak de back die de achterlijn haalt voor de voorzet.’
Techniek moet er zijn
Nogmaals over die techniek. ‘Techniek moet er zijn. Maar misschien zijn we daar als Nederland wel een beetje in doorgeschoten. Alles maar op techniek – daar kom je tegenwoordig niet ver meer mee. Er is meer nodig. Je moet tactisch en fysiek ook goed zijn. Vooral op tactisch gebied kan/moet Nederland beter/vooruitstrevend zijn omdat we als klein land immers minder aantal spelers tot onze beschikking hebben.’
De stap naar hardheid in het spel is snel gemaakt. Hij denkt niet dat het spel harder is geworden. Er is wel meer aandacht voor de gemene overtreding. Dat heeft alles te maken met de manier waarop het voetbal in beeld wordt gebracht ‘Er staan nu overal camera’s en er lopen maar liefst vijf scheidsrechters op en langs het veld die overal op letten. Alles wordt nauwkeurig vastgelegd en uitgelicht. Maar mijn ervaring is dat er vroeger ook spelers waren die er flink in vlogen of die zelfs gemener waren.’
Hij noemt in dit kader geen namen, maar wil wel laten weten dat hij grote fan was van Johan Neeskens. Die blonk niet bepaald uit in techniek, maar legde wel altijd een tomeloze inzet aan de dag.
De campagne ‘zonder respect geen voetbal’ kan overigens wel op zijn sympathie rekenen, maar niet onvoorwaardelijk. ‘Dat we respect voor elkaar moeten hebben – dat lijkt mij wel duidelijk. Maar of je met zo’n campagne bereikt dat niemand zich een keer “vergist”? Hij vraagt het zich af. ‘Voetballen doe je om te winnen (dat geldt zeker voor Rob zelf!) en natuurlijk komt daar een zeker inzet bij kijken maar winnen ten koste van alles gaat te ver. Zeker in het amateur voetbal’ Hij ziet dat bijna elke week zelf, want hij voetbalt nog op zondag zijn partijtje mee bij de veteranen van S.V. Hoofddorp. ‘Er blijven altijd mensen die niet tegen hun verlies kunnen.’
De Hoofddorper ziet overigens wel iets anders, namelijk dat de manier van reageren harder en directer is geworden. ‘Voetbal is zeker op dat punt een weerspiegeling van de maatschappij. Die is volgens mij ook harder en directer geworden.’
Teamcorrectie
Zijn oplossing is strenger optreden en de manier waarop je optreedt. Hij heeft op dat punt een heel creatieve oplossing. Geen individuele straf maar teamcorrectie. Oftewel: zodra een speler iets onoorbaars doet, deel je een straf uit aan het hele team. Rob verwacht dat daardoor een soort zelfcorrectie plaatsvindt binnen het team en misschien wel binnen de hele club. ‘Dat sorteert meer effect dan het bekende bord ‘zonder respect geen voetbal’ ophangen in je kantine. Maar nogmaals – zo’n campagne is best zinvol, maar laat het niet bij dat bord.’
Als voorbeeld verwijst hij naar de hooligans in Engeland. ‘Wat hebben ze daar niet voor slooppartijen gehad. Maar hoor je er nu nog iets over? Daar stapt echt niemand zomaar het veld op en dat komt door strenger en consequent de zaken aan te pakken.’
Dat is rondom het veld. Wat vindt hij eigenlijk van (zwaarder) straffen van spelers op basis van tv-beelden? ‘Krom. Zodra de scheidsrecht heeft beslist, is er beslist.’
Maar is hij dan helemaal tegen gebruik van tv-beelden? ‘We kennen allemaal voorbeelden van cruciale momenten waarbij achteraf uit de beelden bleek dat er een fout was gemaakt. Ik ben er geen tegenstander van om, net zoals bij het tennis, teams de gelegenheid te geven het spel stil te laten leggen. Zeg maximaal twee keer per helft.’
Ajacied of niet
Een heel ander onderwerp. Wie naar de voetbalcarrière van Rob kijkt ziet daar zowel de naam van Ajax als die van Feyenoord staat. Beter nog: bij de Rotterdamse club heeft de geboren Amsterdammer méér prijzen binnengehaald waaronder de Johan Cruijff Schaal. Dat schreeuwt om een verklaring. ‘Die is heel simpel’, reageert hij laconiek.
‘Ik stapte over naar Saint Etienne, waar ik in het eerste seizoen clubtopscorer werd en in 2e seizoen, na een trainerswissel in de zomerstop, weinig aan spelen toe kwam. (maar kwam daar nauwelijks aan spelen toe). Toen Feyenoord in beeld kwam, hoefde ik daar niet echt lang over na te denken. Dat was zeker toen ook een goede club, één van de topclubs van Nederland.’ Vervolgens: ‘Ik was en blijf een Ajaxman, maar het willen voetballen en ook nog eens kunnen voetballen in Nederland bij een topclub gaf toch wel de doorslag.’
De keus zelf leverde hem, niet eens zo verwonderlijk, uit beide voetbalkampen de nodige reacties op. ‘In zo’n situatie doe je het nooit goed. Maar achteraf kan ik wel stellen dat het een hele fijne tijd is geweest. (Ook op sportief gebied.’) Lachend: ‘Volgens mij was dat de succesvolste periode voor Feyenoord, toen ik er voetbalde.’
Hoe heeft hij dat overigens ervaren: van voetballen in overvolle stadions en altijd in de spotlights naar zijn huidige rol, meer achter de schermen?
Ik vind het eigenlijk wel prima zoals het nu is. Je bent immers toch nog bezig met hetgeen dat je leuk vind alleen de aandacht voor je eigen persoontje is minder. Voor mij geen enkel probleem.
Ik heb daar nooit problemen mee gehad
En dat er meer aandacht uitging naar broer Richard. Die ging immers naar Barcelona. ‘Daar heb ik nooit moeite mee gehad. We hebben elkaar altijd gesteund en gestimuleerd. En heel eerlijk: voor mij was Richard Europese top en ik Nederlandse top. Ik heb daar zelf nooit problemen mee gehad.’
En dan is je actieve voetbalcarrière voorbij. Nog iets gemerkt van een zwart gat? ‘Ik heb wel heel even gedacht: hoe nu verder. Maar daar kwam, mede door Players United, al snel een antwoord op.’
Tot slot: bestaat er voor hem een wereld zonder voetbal? Hij kan het zich niet voorstellen. ‘Ik heb vroeger ook wel boomhutten gebouwd hoor, maar het was altijd voetbal voor en voetbal na. Nu ben ik nog steeds 24/7 met voetbal bezig. Maar ja, ik vind het ook gewoon leuk wat ik doe. En voor wie het wil weten: ik ga niet meer terug naar het trainersvak. Het is mooi geweest. Zelf voetballen blijft het leukst, daarna volgen het trainerschap en het begeleiden van spelers. Het eerste gaat niet meer maar de laatste 2 kan ik tot in de lengte van dagen doen. Het blijft een leuk spelletje!
In het kort
Voetbalcarrière
Robert Witschge begon met voetballen bij SDW in Amsterdam.
1984 – 1989 AFC Ajax (3 seizoenen jeugd en 3 eerste elftal)
1989 – 1990 AS Saint-Étienne (1,5 seizoen)
1990 – 1996 Feyenoord
1996 – 1998 FC Utrecht
1998 – 1999 Al-Ittihad (uit Djedda in Saoedi-Arabië)
Getrainde clubs
2001 – 2002 HFC Haarlem (assistent)
2002 – 2004 trainer ADO 20 (hoofdklasse)
2004 – 2008 Nederlands elftal (assistent)
2008 – 2010 AFC Ajax (assistent)